Restauratietips van de automonteur met de mooiste baan in Nederland

Van alle automonteurs in Nederland heeft Ron van Dongen (65) misschien wel de leukste baan: hij is verantwoordelijk voor de werkplaats van het Louwman Museum, met ruim 200 auto’s een van de indrukwekkendste collecties ter wereld. ‘Meneer Louwman voorspelde mij dat geen dag hetzelfde zou zijn. Dat is geen woord te veel gezegd.’

 

Ron van Dongen heeft net een testrondje gemaakt in de Jaguar D-Type uit 1954 als ik hem tref bij de werkplaats van het Louwman Museum. De 3,4 litermotor knettert vrolijk als hij hem naar binnen rijdt. De werkplaats bevindt zich nog steeds op het terrein van Louwman & Parqui in Raamsdonksveer, de plek waar het museum – toen nog Nationaal Automobiel Museum – tot de verhuizing naar Den Haag ruim twintig jaar lang gevestigd is geweest. Het is een van de aardigste kanten van zijn werk, om af en toe in een voormalig Le Mans-winnaar te mogen kruipen. ‘Helaas zit ik ook nog wel eens achter een computer’, bekent hij. ‘Te vaak eigenlijk. Ik ben blij dat ik dat niet meer zo vaak hoef te doen als ik volgend jaar officieel met pensioen ga. Ik blijf nog wel betrokken bij de collectie, maar dit deel van het werk zal ik niet missen.’

 

Ron van Dongen, chef werkplaats van het Louwman Museum.

Morgan en TVR

Van Dongen kwam in 1980 in dienst bij Louwman & Parqui, nadat hij elf jaar bij een dorpsgarage in Ter Heijde had gewerkt. Hij werd aangenomen als monteur voor Morgan en TVR, twee merken die destijds door Nimag – onderdeel van Louwman & Parqui – werden geïmporteerd. ‘Maar daar kon ik geen veertig uur mee vullen’, vertelt Van Dongen. ‘Dus ben ik gaan helpen bij het onderhoud van de auto’s in het museum. Aanvankelijk in Leidschendam, later in Raamsdonksveer. In die tijd was het museum 10.000 vierkante meter groot en waren er misschien honderd auto’s. Een tijd lang ben ik ook nog verantwoordelijk geweest voor Lotus, maar op een bepaald moment moest ik kiezen. Dat was niet zo moeilijk. In Den Haag heeft het Louwman Museum nu 17.000 vierkante meter. En het aantal auto’s is ook verdubbeld.’

 

  • Drie restauratietips van Ron van Dongen

  • Kanaliseer je enthousiasme. ‘Een beginnersfout is na de aankoop van een klassieker meteen alles uit elkaar gaan halen, zonder na te denken over hoe alles in elkaar gezet moet worden. Maak een plan van aanpak en onderzoek wat nodig is om de auto te restaureren. Dat scheelt tijd en geld. Restaureer ook nooit een auto boven de waarde.’

  • Leef je in de techniek in. ‘Bedenk in welke tijd de auto is gebouwd en probeer je in te leven in de manier waarop de auto’s destijds gebouwd werden. Doe research en lees zo veel mogelijk handleidingen. Dat voorkomt dat je fouten maakt.’

  • Pak het goed aan. ‘Pak de dingen die je doet goed aan. Bij twijfel: niet besparen. Daar krijg je later spijt van.’

 

Mercedes SSK

Veel auto’s zijn gestald en geconserveerd, zoals Van Dongen dat noemt, maar lang niet alle auto’s staan altijd stil. ‘Er is een deel dat met enige inspanning weer rijklaar gemaakt kan worden en ongeveer dertig auto’s worden regelmatig gebruikt. Voor het concours op Pebble Beach, voor Brighton-London, voor het Festival of Speed op Goodwood, of voor de Mille Miglia, waar we enkele weken geleden van zijn teruggekeerd.’ Daar heeft Evert Louwman, eigenaar van de collectie, met zijn Mercedes SSK gereden. ‘Dat is echt hard werken, de SSK stuurt behoorlijk zwaar’, zegt Van Dongen. ‘Meneer Louwman heeft het zich niet gemakkelijk gemaakt. De Mille Miglia telt zo’n zeventig klassementsproeven, de rest bestaat uit verbindingsstukken. En dat gaat niet over snelwegen, maar voortdurend over slingerwegen.’ Van Dongen zat zelf in de ‘assistenzia’, in de volgauto. ‘De SSK zetten we heel weinig in, maar er zijn geen gekke dingen gebeurd.’

Voorbereiding

Samen met zijn collega was Van Dongen een maand tevoren met de voorbereiding begonnen: alle bewegende en niet-bewegende delen uit elkaar halen, controleren, de oliën, de filters. ‘Van voor naar achter, van boven naar beneden. Ik bekijk het chassis, de aandrijflijn, elke bout, elk rubbertje. En daar houd ik met de hand een logboek van bij, zodat ik alles meteen kan terugvinden. Elke race heb ik beschreven.’

Behalve de Mercedes SSK moest ook de Alfa 6C 1750 waarmee de echtgenote van meneer Louwman de Mille Miglia reed geprepareerd worden. ‘Het zijn heel bijzondere auto’s. Het is niet gemakkelijk om toegelaten te worden tot de Mille Miglia: de auto’s moeten in elk geval vroeger op de deelnemerslijst hebben gestaan, het liefst niet alleen het model, maar de auto zelf. Die Alfa is een geweldige auto om mee te rijden, die stuurt zo scherp als een mes.’

Van Dongens ogen lichten op als Alfa ter sprake komt. ‘Alfa’s zijn echt mijn lievelingsauto’s. Ze zijn niet altijd even betrouwbaar, maar de techniek is zo mooi doordacht. Kijk naar de tekening van die achtcilinder, dat is zo mooi, zo weloverwogen gedaan. Ook als je het gewicht van de Alfa 8C uit 1933 vergelijkt met bijvoorbeeld de Lagona N45 Rapide, beide Le Mans-winnaars in de jaren dertig, zie je de liefde waarmee Alfa te werk ging. Daar word ik echt blij van.’

Trots

Natuurlijk gaat het ondanks de minutieuze voorbereidingen ook wel eens mis. Zo kwam Van Dongen tijdens de afsluitende testrit eens stil te staan met de Aston Martin DB3 The Works. ‘Ik maak altijd een proefrit van een paar honderd kilometer. Afhankelijk van de auto heb ik verschillende rondjes. En juist toen ik de DB3 even tot de pijngrens trok, brak de krukas. De planning was goed, dus het leverde geen problemen op. Met dank aan mijn contacten wist ik in Engeland nog een originele motor te vinden waar ik de krukas uit kon halen. Daar moet je een goed netwerk voor hebben. Ik heb nog nooit meegemaakt dat een auto niet ingezet kon worden.’

Het meest trots is hij misschien wel op de preparatie van de Swan Car, een Brooke 25/30 HP uit 1910, die meneer Louwman enkele jaren geleden mee wilde nemen naar Pebble Beach in de Verenigde Staten. Die auto zit vol met gadgets. ‘De Swan Car zit vol met lichtjes, er komt stoom uit de snavel, hij kan zelfs op straat kakken. Om die te prepareren, was wel een pittige klus. Een week voordat de auto te zien zou zijn, ben ik in Amerika naar de supermarkt gegaan om yoghurt en kwark en dergelijke te kopen, zodat ik dat een weekje in een emmer kon laten schimmelen. Dat werkte prima.’

Napier

‘De eerste keer dat ik meneer Louwman ontmoette, was geloof ik de derde dag dat ik in dienst was bij Nimag. Ik werkte aan een Toyota 2000 GT. Hij voorspelde me toen al dat geen dag hetzelfde zou zijn. Daarmee zei hij geen woord te veel. In 1985 ben ik ook nog betrokken geweest bij de Transatlantische ballonvaart die hij heeft ondernomen, die helaas in de Ierse Zee voortijdig werd afgebroken. De tocht begon in Newfoundland. Ik zou drie weken van huis zijn, zei meneer Louwman. Het werden er negen. Dat is wel moeilijk geweest. Een paar jaar eerder was ik vader van een tweeling geworden, die hebben mij wel eens gemist. Maar nee zeggen is er niet bij wanneer je voor meneer Louwman werkt.’

Inmiddels staat er in de werkplaats in Raamsdonksveer een Napier op de brug, een Gordon Bennett-racer uit 1904 die naar Goodwood gaat. Een monster van een auto met een 13 litermotor met vier cilinders. Ook die wordt bout voor bout, onderdeel voor onderdeel nagekeken, met speciale aandacht voor motor en versnellingsbak.  ‘Daar heb je goede olie voor nodig. We hebben er verschillende, zoals je hier in de oliebar kunt zien. En Millers Oils is een van mijn favorieten. Voor de versnellingsbak van de Napier heb je echt dikke olie nodig en die heeft Millers. Die is zo dik, dat is net stroop, daar kun je bijna een schroevendraaier rechtop in laten staan.’